INHALE DELIRIUM EXHALE

DE ZEE VAN DINGEN DIE WE NIET BEGRIJPEN. EEN INTERVIEW MET DE BELGISCHE KUNSTENARES MIET WARLOP
Interview door Matthias von Hartz

Miet Warlop, geboren in Torhout (B) in 1976, is performance- en beeldend kunstenaar. Ze studeerde aan het KASK, de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Haar performances, projecten en interventies werden gepresenteerd bij Campo, het Vlaams-Nederlandse Theaterfestival, Kunstenfestivaldesarts en de Beursschouwburg in Brussel, en toerden ook uitgebreid door Europa.

Na publiekslieveling One Song, gepresenteerd op het festival (Theater Spektakel Zürich nvdr) in 2023, keert ze nu terug met «INHALE DELIRIUM EXHALE». Voor de Biënnale van Venetië 2026 zal Warlop het Belgische paviljoen invulling geven. In een gesprek met Matthias von Hartz, artistiek directeur van het Zürcher Theater Spektakel, vertelt ze over het complexe repetitieproces, de uitdagingen van het materiaal – en deelt ze gaandeweg ook een paar geheimen.

Miet, bedankt dat je tijd maakt om te praten over je nieuwe project «INHALE DELIRIUM EXHALE», dat in augustus te zien zal zijn op het Zürcher Theater Spektakel. Ik denk dat de eerste keer dat we erover spraken misschien wel twee jaar geleden was, en we hebben sindsdien verschillende gesprekken gehad. Ik wilde je altijd al vragen: is er meestal één enkel startpunt voor je voorstellingen – een plek waar alles begint?

Eigenlijk zou ik niet zeggen dat er altijd één enkel startpunt is, omdat mijn voorstellingen nogal van elkaar verschillen. Maar wat ze wel gemeen hebben, is dat ik probeer een fundament te vinden – een soort materiaal waarin ik echt geloof. Iets dat een kader creëert waarbinnen ik kan werken. En precies dat was de uitdaging bij «INHALE DELIRIUM EXHALE». Het begon als een soort menu van verschillende beelden die ik wilde tonen.
Het was de eerste keer dat ik geen duidelijk kader had – alleen een reeks losse, niet-verbonden beelden. Dus deze voorstelling dwong me echt om te onderzoeken wat het betekent om zonder zo’n kader te werken.
Meestal breng ik een paar jaar gewoon levend en scheppend door – en pas daarna besluit ik een voorstelling te maken, als reflectie op die periode. Maar deze keer voelde het meer als een direct portret. Ik wist oprecht niet wat het zou worden.
Dus liet ik veel van het oorspronkelijke menu van beelden los en besloot ik me te focussen op het materiaal zelf – dat ongrijpbare was met een dubbelzinnig karakter. En dan, tijdens het proces, kwam er iets anders naar boven: we waren voortdurend in contact met de stof – strelen, rollen, vouwen, laten vallen, weer op het grid leggen. Het werd een circulaire, gedeelde activiteit. We volgden het menselijke ritme van de performers. Zij wilden hun werk goed doen – elk moment de ruimte geven die het nodig had om echt gezien te worden.
Wat ik besefte, was dat het ritme eigenlijk niet door de performers werd bepaald – maar door de technici die de stof laten vallen. Dat komt veel dichter bij wat ik eigenlijk zocht: je ziet de performers niet verschijnen – je ziet ze verdwijnen. Je komt naar voren met de stof, en dan verdwijn je. Het gaat niet alleen om vooraan staan met de stof in je handen – het gaat om verdwijnen.
Die zoektocht duurde lang. En het was ook technisch complex. Nu voel ik dat de voorstelling echt communiceert wat ik bedoelde. Het gaat niet langer om het soort entertainment wat ik normaal breng – tenzij je meerekent dat de stoffen fucking gigantisch zijn. Het werkt meer via volume dan via entertainment. En het is niet grappig. Het is alleen grappig omdat het onmogelijk te vatten is.

Je zei dat je jezelf meestal een soort kader oplegt – en dat het deze keer anders was. In eerdere werken gebruikte je vaak objecten. Zou je zeggen dat objecten deel uitmaken van hoe je dat kader creëert?

Nee, het is meer een verlangen. Het is moeilijk te verwoorden… Maar bijvoorbeeld in Dragging the Bone had ik de drang om live een sculptuur te maken, voor het publiek. Of ik wilde oefeningen doen terwijl ik zong, performde – proberen een gevoel te vertalen naar een lichaam of een object. Dat gevoel dat we allemaal proberen te beschrijven maar nooit helemaal begrijpen – we proberen het een vorm te geven, een beeld. Met «One Song» kwam dat waarschijnlijk het dichtst in de buurt: gevoel, beeld, muziek, energie – alles in lijn. Daarom werkte het. Zo weten we ook wanneer iets werkt. In One Song zijn de mensen zo groot als hun energie. Je ziet het pas op het einde barsten.
Maar «INHALE DELIRIUM EXHALE» is niet zo. Hier is de performer kleiner dan de kleren.
En ja, het is altijd een vraag voor mij – wat begrijp ik, of wil ik begrijpen? En dat is ook een vraag die ik aan het publiek stel: Oké, ik heb dit. Heb jij dit ook? Ik heb mensen hierin gezien. Ben jij daar ook? Dat soort uitwisseling. Niet persoonlijk – meer een check: is dit iets wat we allemaal voelen? Of ben ik de enige die deze puinhoop van het leven draagt – of het mooie ervan?
Als je alleen op het podium staat, en alles is versteend, of heeft een lichaam gekregen, denk je: we zijn gewoon een grote hoop spullen. En dan denk je – oké, is iedereen een hoop spullen? Ik ben er zeker van.

Toen je zei dat het een heel eerlijk stuk is, raakte dat me echt. Want voor mij weerspiegelden de beelden die ik zag precies de onrust waarin we nu allemaal leven.

Ja.

En toen je over de stof sprak – flexibel, ongrijpbaar, altijd verschuivend – dat voelde heel hedendaags.

Het is goed om dingen te voelen vallen, en niet op te lossen op het einde. Niet helemaal opgekuist en gedynamiseerd. Nee – gewoon daar. We weten niet wat we ermee moeten. We weten alleen dat het veel is. En het is er. Het blijft komen, en wij vangen het. Maar we kunnen het geen plaats geven. We hebben geen overzicht. We zitten vast. En we zijn niet zichtbaar – niet op dit moment.
We zitten onder een dikke laag media die ons van alles vertelt, maar we kunnen niets terugzeggen. Zelfs als we elke dag «Gaza Gaza Gaza» posten – het maakt niet uit. Ze zullen die kustlijn toch veranderen in een nieuw Dubai. Dat is hoe zij het zien.
En ik heb het niet alleen over oorlog – ik heb het over wat in je hoofd zit.
Daarom voelt die yoga-scene – terug naar de mat, kalmeer, adem, «OM» – steeds irritanter. Zelfs de «OM», dat symbool van vrede, landt niet meer.

Ik kan me voorstellen dat het heel moeilijk is om zo’n stuk te repeteren. Ik bedoel, als je een enorme hoeveelheid zijde laat vallen, kun je niet zomaar terug naar de beginsituatie, zoals bij een gewone repetitie. Het duurt waarschijnlijk uren om het opnieuw op te rollen – toch?

Dat is wat ik in het begin zei: uit die cyclus komen van voorbereiden en proberen, en voorbereiden en proberen – dat bestond uit dingen als de stof oprollen, elke centimeter door je handen voelen glijden, en dan voelen hoe ze op je hoofd valt. Dus de voorbereiding werd iets heel gevoeligs. Ik wilde dat oprollen eigenlijk in de voorstelling integreren. Maar dan zou ze vier uur duren. En soms betreur ik het dat ik dat niet gedaan heb. Het was gewoon een keuze, van: oké, ofwel gaan we voor één uur – beeld na beeld – je loopt erdoor, ofwel laten we het langzaam ontvouwen, zoals de stof komt en gaat. Maar ik dacht dat dit niet de juiste context was. Want eigenlijk is alles wat we deden met «INHALE DELIRIUM EXHALE» een fantastische twaalf-uur-durende voorstelling.
Ik denk nog steeds dat er contexten zijn – zoals in een museum – waar je die tijd kunt nemen. Maar eens je op een theaterpodium staat, tegenover publiek, moet je je gesprek in korte tijd begrijpelijk maken. Ik heb nog nooit een stuk gemaakt dat langer dan één uur duurde. Behalve één keer bij One Song, waar we vast kwamen te zitten in een lus en het uiteindelijk één uur en vijftien werd. Maar verder nooit.
Weet je, het is vreemd – we hebben zoveel tijd besteed aan het strelen van zijde. Rollen en strelen, opnieuw en opnieuw. Dat was ook deel van het stuk. Maar het liet het publiek zo lang wachten op het volgende beeld dat we het uiteindelijk geschrapt hebben.

Je zou eerlijk gezegd nog een hele andere voorstelling kunnen maken: *THE MAKING OF INHALE DELIRIUM EXHALE.*

Ik zou er zeker een geweldige film van kunnen maken – zonder twijfel. Elke video die ik tijdens de repetities maakte, zag er ongelooflijk uit. Je kunt van dichtbij gaan, de timing aanpassen, echt op het materiaal focussen. Dus ja, ik wil er absoluut iets videogericht mee doen. Het heeft een inherent filmische kwaliteit.

Toen ik voor het eerst dacht aan een staat van delirium, stelde ik me dat altijd voor als iets wazigs, soort van inactief. Toen zag ik de voorstelling. En ze is niet wazig. Helemaal niet. Op een bepaalde manier is ze heel helder. Niet helder als in: «Dit is de boodschap.» Maar de beelden – ze zijn heel precies, denk ik. En heel actief. Maar ik herinner me dat je zei dat je niet klaar was of niet tevreden bij de première?

Die première… ze was zó traag. Twintig minuten wachten – stel je voor: twintig minuten gewoon wachten. Maar op een vreemde manier was het een goede ervaring. Daar zitten en denken: Oh mijn God. En dan zag ik in de ogen van mijn vader een soort vreugde – alsof hij dacht: «Wauw, je durfde niet klaar te zijn. Dat is cool.» Dat waardeerde ik echt, want zo voelde het precies. Ik moest het dragen. Want het was krankzinnig.
Mijn psycholoog zei eens tegen me: «Weet je, jouw manier om dingen op te lossen is altijd door meer schouders eronder te zetten. Meer druk. Meer energie. Meer mensen. Groter. Luider. Sterker.» En ik zei: «Ja, dat klopt.» En zij zei: «Misschien kun je eens proberen om naar dingen te kijken zonder dat altijd te doen.» Dus dat deed ik. Ik probeerde het. Ik wist niet zeker of het goed advies was – maar ik heb het tenminste geprobeerd. En het was echt een totaal andere ervaring. Ik heb mijn kracht niet gebruikt in deze voorstelling. Maar ik heb zeker iets anders gebruikt: mijn geduld. Mijn zijn. Gewoon zijn – zoals iedereen – in dit meer van dingen die we niet begrijpen, proberen er betekenis aan te geven, en gewoon proberen rustig te blijven. Misschien klinkt dat een beetje pathetisch. Maar toch – er zit ook kracht in.

Is er een relatie tussen «One Song» en «INHALE DELIRIUM EXHALE»?

One Song is echt een kernstuk voor mij. Op een bepaalde manier zit elk element daarin. En dan, als een zaadje, groeien delen eruit verder – een transformator, een plek vanwaar je naar andere ruimtes kunt reizen.
Ik stelde me voor dat de vijf mensen op de fanntribune in «One Song» – die altijd staan te roepen: «Hey? Hey?» – degenen zijn die in het beeld van «INHALE DELIRIUM EXHALE» stappen. Ze roepen omdat de performers op het podium net opgebrand zijn voor hun ogen – maar zij gaan door: «Hey! Hey! Hey!»
Dat hielp me echt. Want ik ben niet iemand van conceptuele projectarchitectuur – ik werk met het lichaam. En ineens, gewoon door te weten dat die vijf mensen in mijn verbeelding bestonden, klikte alles. Het maakte het logisch. Want als je naar mijn werk kijkt, is «INHALE DELIRIUM EXHALE» eigenlijk behoorlijk abstract.

Ja, maar dat vind ik er juist sterk aan. Voor mij resoneert het met wat ik nu meemaak. Dingen voelen minder duidelijk – en gênant openlijk. Ik bedoel, dingen gebeuren die je twee jaar geleden nooit zou hebben kunnen voorstellen. En plots liggen ze in de openheid – en niemand grijpt in.

Precies.

Nog één laatste, heel andere vraag: kun je al iets delen over Venetië, waar je België zal vertegenwoordigen op het paviljoen van de Biënnale? Of is er een geheimhoudingspact vanwege de Belgische staat?

Nee, nee, nee – geen geheimdoenerij Er zijn al wat elementen waarvan we weten dat ze zullen samenkomen, maar het is ook iets nieuws. Een nieuw soort «thuis», zou je kunnen zeggen. Deze keer werk ik met gips. Dat begon eigenlijk met een werk dat ik in Bangladesh maakte – dat bracht me op dit materiaal. Er is dit idee van een chant of een kreet, van woorden scanderen, een demonstratie, of proberen verbinding te maken via korte, circulaire, tweeletterwoorden – om tot iets gedeelds te komen. Dat is het startpunt voor het paviljoen: die poging tot verbinding.
Dus het werk zal livemuziek en sculptuur combineren – het is als een sculpturaal gedicht dat wordt uitgevoerd. Maar het wordt niet uitgevoerd door performers; het is livemuziek en een live-installatie. Het lichaam installeert de stenen lyrics – en dan vertrekken we. Ik kijk er echt naar uit. Ik ben zeer enthousiast.

WERELDPREMIÈRE: 18 mei 2025 Kunstenfestivaldesarts Brussel
BIENNALE VAN VENETIË Mei 2026

DE VOLKSKRANT * * * *
Warlop, in navolging van verpakkingskunstenaar Christo, vermijdt eenduidigheid. Een afwijkende tint brengt je slim aan het twijfelen. Na afloop hap je naar adem.

IL TEMPO / Roma
Warlop is not a choreographer, nor a theatre director, nor a painter, but all of these things together. Her performances appear to be built on a principle of controlled chaos, as if every gesture, fall, or transformation on stage followed its own physical law. … Thus arises a visual experience that is sensual and invades space as a whole.

CULT.NEWS
Entre ces deux souffles, Miet Warlop accumule avec un talent monstrueux des visions qui se gravent comme des empreintes textiles dans la mémoire.

LE FIGARO
Magistrale Miet Warlop

PANEACQUACULTURE
Deeply original, intellectually stimulating, and emotionally cleansing — “art as a place of suspension that helps us breathe better.”

Concept, scenografie en regie:Miet Warlop
Muziek:
in collaboration with DEEWEE
Performers:
Milan Schudel, Emiel Vandenberghe, Margarida Ramalhete, Lara Chedraoui, Mattis Clement, Elias Demuynck
Scenografie:
Miet Warlop ism Mattis Clement
Kostuums:
Miet Warlop ism Elias Demuynck onder artistieke supervisie van Tom Van Der Borght
Stage : Nel Gevaerts / KITOS & Nana Bonsu, Sofia Ristori / Ursulinen Mechelen
Textile creatives: Ginger Bogaert, Rowan Boeijen, Michelle Van Neste
Lichtontwerp:
Henri Emmanuel Doublier
Licht:
Thomas Deptula, Conall Hulme
Geluid/ muziek:
Ditten Lerooij / DREEETEN Bert van Maris, + Hector Devriendt/Niels Orens
Regie-assistentie:
Marius Lefever
Technische coördinatie:
Pepijn Mesure
Technical intern:
Maxime Jacobs
Outside eye:
Danai Anesiadou, Giacomo Bisordi
Tour / Algemene leiding:
Saskia Liénard
Spreiding:
Frans Brood Productions

coproducers & partners:
INHALE DELIRIUM EXHALE is een productie van Irene Wool in coproductie met NTGent, Kunstenfestivaldesarts & Kaaitheater Brussel (BE), La Biennale de Lyon (FR) & Holding Textile Hermès, Tanzquartier Wenen (DE), La Villette Parijs (FR), Les Théâtres de la Ville de Luxemburg (LU), Tandem Scène Nationale Arras/Douai (FR), Internationales Sommerfestival Kampnagel Hamburg (DE), Le Lieu Unique Nantes (FR), Romaeuropa Festival Rome (IT), Teatro Municipal do Porto (PT), Theaterfestival Boulevard ’s-Hertogenbosch (NL), Athens & Epidaurus Festival (GR), Sharjah Art Foundation (AE) / Residency at Sharjah Art Foundation, Temporada Alta – Festival internacional de Catalunya Girona/Salt (ES), HAU Hebbel am Ufer (Berlin). Met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Stad Gent, Perpodium en Tax Shelter van de Belgische Federale Overheid

met dank aan:
Sylvie Svanberg (productie creatie), Marjolein Demey (technische coördinatie creatie), Pieter Kinoli (licht creatie), Michelle Vosters , Jeroen Olyslaegers, Flup Beys, Micha Volders, Pol Heyvaert , Kenneth De Vos, Geert Viaene / Amotec, Florence Carlisi, LOD muziektheater, Milo Rau

© Reinout Hiel
© Reinout Hiel